Siemerink schrijft in het Nederlands Juristenblad (afl.41, p.245-249):
Ten aanzien van feiten geldt in het burgerlijk procesrecht het beginsel van de lijdelijkheid (...) Het is aan partijen om de feiten waarvan zij willen dat de rechter deze aan zijn vordering ten grondslag legt, ter kennis van de rechter te brengen.De rechter mag niet zelf op onderzoek uitgaan om aanvullende feiten te verzamelen. Hij mag dus niet 'googelen' op de namen van de procespartijen of op andere gegevens uit het proces, omdat hij dan 'feiten' te zien kan krijgen die niet zijn ingebracht.
De rechter mag bij zijn afwegingen echter wel uitgaan "feiten van algemene bekendheid" of "algemene ervaringsregels." Hierbij worden "feiten van algemene bekendheid" omschreven als 'notoire feiten die een ieder normaal ontwikkeld mens kent of uit voor ieder toegankelijke bronnen kan kennen.' Aangezien Google voor iedereen toegankelijk is en 'overal' een antwoord op heeft, is het dus de vraag welke feiten niet meer 'algemeen bekend' zouden zijn. Dan komt een schitterende, bijna onbegrijpelijke passage:
Een rechter zal doorgaans uit eigen wetenschap bekend zijn met een feit van algemene bekendheid. Het gebruikmaken door een rechter van zijn eigen wetenschap levert een probleem op. Het gaat dan om feiten waarmee de rechter in feite bekend is. De moeilijkheid is, hoe de rechter van die feiten op de hoogte is gekomen en in hoeverre hij deze zonder verdere bewijslevering mag gebruiken. Hijmag zulke feiten slechts aan zijn beslissing ten grondslag leggen voor zover zij uit een voor eenieder toegankelijke bron kenbaar zijn.
Ik hoor heel in de verte Donald Rumsfeld...
Siemerink geeft daarna wel een interessant voorbeeld, als ze zegt dat een rechter niet in zijn eentje via Google Streetview naar een kruispunt mag kijken waar een aanrijding heeft plaatsgevonden. Dit kan in principe gelijk gesteld worden aan een bezoek ter plaatse ('gerechtelijke plaatsopneming') en daarbij moeten altijd alle betrokken partijen aanwezig zijn.
Uiteindelijk is de conclusie:
Integriteit gaat over normen en waarden en gewenst en ongewenst gedrag en vereist dat rechters die op internet zoeken naar aanvullende informatie en deze laten meewegen in de beoordeling van een zaak dit aan partijen laten weten alvorens een onafhankelijke beslissing over de zaak te kunnen geven. (...) Wanneer rechters noemenswaardig googelen, moeten zij daarvan getuigen in hun uitspraken dan wel partijen van de gegoogelde resultaten in kennis stellen zodat zij zich er over uit kunnen laten.
De vraag is dan natuurlijk: Wat is noemenswaardig?
Gerelateerd
Afbeelding: One and Other-50 Fantastic Facts About Me van Feggy Art
Zie ook Googelen door de rechter: geen bewijs van algemene bekendheid over ACAB.
BeantwoordenVerwijderenNet op jouw instigatie (;-)) deze blog opnieuw gelezen.
BeantwoordenVerwijderenDe discussie die ik gisteren tijdens de voorjaarsvergadering van de Nederlandse vereniging voor Informatietechnologie en Recht hoorde, richtte zich vooral op het bepalen van de betrouwbaarheid van de op internet gevonden informatie/feiten.
En zoals gewoonlijk waren er mensen die alles op het internet onbetrouwbaar vinden en mensen die de vergelijking trokken met kranten en tijdschriften, waar ook niet alles als 'feit' opgevat kan worden.
De spreekster gaf aan dat gekeken gaat worden naar een soort van waarderingsstelsel van online gevonden informatie voor het procesrecht. Dat kan nog interessant zijn voor een archivaris, qua verantwoordingsfunctie.
(De presentaties van deze bijeenkomst zullen binnenkort waarschijnlijk hier te vinden zijn: http://www.nvvir.nl/publicaties)
Dank je voor deze aanvulling
BeantwoordenVerwijderenEn ondertussen heeft de Hoge Raad ook uitspraak gedaan: "Rechters mogen niet zomaar googelen voor hun vonnis"
BeantwoordenVerwijderen