Het lijkt me nu niet het beste voorbeeld van doelmatigheid en efficiëntie, maar op dit moment zijn twee wijzigingen van de Wet Openbaarheid van Bestuur in procedure.
Allereerst het initiatiefvoorstel van Mariko Peters, dat ze lanceerde op de website nieuwewob.nl en dat ondertussen onder nummer 33 328 bij de Tweede Kamer is ingeschreven.
Het andere voorstel is wat traditioneler en is afkomstig van de minister Spies van Binnenlandse Zaken. Het staat nog niet op de agenda bij de Tweede Kamer, tot 1 oktober kan iedereen er nog op reageren via Internetconsultatie.nl.
Vandaag opmerkingen en kanttekeningen bij het voorstel van de minister, volgende keer is het voorstel van Peters aan de beurt.
Belangrijkste aanleiding voor de minister om de wet te wijzigen lijkt de "enorme" hoeveelheid "oneigenlijke" WOB-verzoeken die de bestuursorganen te veel tijd en geld kosten. In de Memorie van Toelichting schrijft de minister daar over:
Daarbij is van belang dat de Rijksoverheid in de komende jaren fors moet bezuinigen. Deze bezuinigingen raken het gehele openbaar bestuur. Om de bezuiniging te halen, wordt gestreefd naar een compacte overheid met minder ambtenaren. Dat heeft tot gevolg dat ook gekeken moet worden naar neveneffecten van Wob-verzoeken, waarbij in het bijzonder gedacht moet worden aan de gevolgen voor effectiviteit en de inzet van capaciteit binnen bestuursorganen. De Tweede Kamer heeft zelf aan de orde gesteld dat er Wob-verzoeken worden ingediend die veel van de capaciteit van bestuursorganen vragen, maar waarvan men zich kan afvragen of deze passen bij het doel van de Wob. Ook worden er Wob-verzoeken ingediend die weliswaar passen binnen de doelstelling van de Wob, maar waarbij de capaciteit die openbaarmaking van de gevraagde informatie vergt onevenredig is ten opzichte van het belang van openbaarheid.Ik heb eerder al eens vraagtekens geplaatst bij deze argumentatie, maar toen had ik - het is een schande - het rapport Omvangrijke en oneigenlijke WOB-verzoeken dat in mei 2011 is gepubliceerd, nog niet gelezen. Daarover later meer, want in het wetsvoorstel wordt nog een ander interessant rapport genoemd, dat enkel gaat over de "onredelijke verzoeken" uit artikel 3a van het voorstel:
Dit als onredelijk aan te duiden gebruik van de Wob ervaren ambtenaren als frustrerend. Het leeft als thema sterk bij de bestuursorganen.
Artikel 3a“Vexatious requests: anti-misbruikregelingen van openbaarheidswetgeving” is in opdracht van Binnenlandse Zaken in 2010 geschreven en gaat over de vraag of er in andere Europese landen sprake is van wetgeving om "oneigenlijke verzoeken om openbaarheid" af te wijzen. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar Groot-Brittanië, waar in de Freedom of Information Act het begrip "vexatious requests" (ergerlijke verzoeken) is opgenomen. Het begrip blijkt in de wet niet nader gedefinieerd, maar er is wel al wat jurisprudentie waardoor het begrip ingeperkt wordt:
1. Een verzoek wordt als kennelijk onredelijk buiten behandeling gelaten, indien:
a. de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld in artikel 3, vierde lid;
b. een verzoek kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van informatie.
Met name de volgende aspecten zijn blijkens de rechtspraak van het Tribunal relevant bij de beoordeling van de vexatiousness: (a) is het verzoek onderdeel van een ‘extended campaign to expose alleged improper or illegal behaviour in the context of evidence tending to indicate that the campaign is not well founded; (b) betreft het verzoek informatie die al is verstrekt aan de verzoeker; (c) suggereert de ‘nature and extent’ van de correspondentie tussen verzoeker en de overheid ‘an obsessive approach to disclosure’; (d) is de toon die in de correspondentie wordt gehanteerd ‘tendentious and/or haranguing’; (e) kan in redelijkheid worden verwacht dat de correspondentie een negatief effect heeft op de ‘health and well-being of officers’; en (f) leidt beantwoording van het verzoek waarschijnlijk tot ‘substantial and disproportionate financial and administrative burdens.’Interessant is verder dat het in 2010 nog onduidelijk was of het invoeren van "vexatiousness" ook tot afname van het misbruik heeft geleid. Er was wel duidelijk dat de bepaling slechts zeer sporadisch door de overheid wordt gebruikt om een verzoek af te wijzen. Vanaf 2006 tot en met 2009 heeft de Information Commissioner in totaal 60 keer een uitspraak gedaan die te maken had met "ergerlijke verzoeken." Dat zijn er du 15 per jaar, terwijl er in die periode in totaal circa 37.000 FOIA-requests per jaar worden ingediend.
De tweede helft van het onderzoek gaat over de "Landen die het verdrag van de Raad van Europa betreffende toegang tot officiële documenten hebben ondertekend. De reden hiervoor is dat in dat verdrag aan de ondertekenaars de mogelijkheid gegeven wordt om een verzoek om informatie af te wijzen omdat het "kennelijk onredelijk" is. In 2010 hadden België, Estland, Finland, Georgië, Hongarije, Litouwen, Macedonië, Montenegro, Noorwegen, Servië, Slovenië en Zweden had verdrag ondertekend en alleen Noorwegen had het verdrag ook al geratificeerd.
Uit het onderzoek blijkt dat de overheid in alle landen wel in meer of mindere mate een verzoek kan afwijzen omdat het te ingrijpend of onredelijk is. Om redenen die mij niet helemaal duidelijk zijn wordt dan nader ingezoomd op de situatie in België en Servië "omdat zij in hun nationale wetgeving met betrekking tot de openbaarheid van bestuur een antimisbruik regeling kennen." Dat laat ik maar even voor wat het is.
Hoe dan ook, in het wetsvoorstel is nu ook het begrip "kennelijk onredelijk" opgenomen als een reden om een verzoek buiten behandeling te laten. Ik ben nog niet helemaal overtuigd van nut en noodzaak, maar misschien dat dat andere rapport, over omvangrijke verzoeken daar verandering in brengt. Het lijkt me, zeker gezien de uitgebreide aandacht voor de situatie in Groot-Britanië, dat er selectief gewinkeld wordt in buitenlandse wetgeving. Wel de "ergerlijkheid", maar bijvoorbeeld niet de Informatiecommissaris (die in het Verenigd Koninkrijk een belangrijke rol speelt bij het vaststellen van de ergerlijkheid van verzoeken.)
Een ander lid van artikel 3a vind ik ook, om het zacht uit te drukken, opvallend:
4. Voor zover een verzoek betrekking heeft op documenten die naar hun aard primair bestemd zijn voor intern beraad en die voor het overige slechts informatie bevatten die in andere vorm openbaar is of wordt, wordt het buiten behandeling gelaten.De toelichting daarbij is ook het citeren waard:
Een van de oorzaken dat de behandeling van een Wob-verzoek zo arbeidsintensief is, is de regel dat ieder document individueel moet worden beoordeeld en vervolgens slechts kan worden geweigerd voor zover een van de uitzonderingen van de artikelen 10 en 11 van de Wob aan de orde is. Dat heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld alle op een verzoek betrekking hebbende e-mails individueel moeten worden bezien. Deze e-mails hebben in het algemeen voor het verzoek weinig toegevoegde waarde. Vaak is als bijlage toegevoegd een concept van een document dat als persoonlijke beleidsopvatting bestemd voor intern beraad kan worden aangemerkt. Die bijlage kan, als het document definitief is, openbaar gemaakt worden of (deels) geweigerd op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wob. De e-mail waar het concept een bijlage bij is, bevat zakelijk gezien slechts de mededeling dat een bijlage is bijgevoegd en reflectie op eventuele discussiepunten. Beoordeling van alle e-mails met bijlagen leidt tot afwijzingen op grond van artikel 11, maar er gaat onevenredig veel tijd in zitten. De regering heeft gezocht naar vermindering van die inspanning, zonder afbreuk te doen aan het niveau van de openbaarheid. De regering meent dat het buiten behandeling laten van deze e-mails bij een Wob-verzoek verantwoord is, nu dergelijke e-mails na beoordeling op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wob in het algemeen toch niet verstrekt worden.Hiermee worden in één klap bijna alle interne e-mailberichten uitgezonderd van de openbaarheid.. Zouden ze wel nog onder de Archiefwet vallen?
Tenslotte, een interessante aanvulling op de huidige wet, vind ik artikel 7a:
Artikel 7aJe hebt dus, explicieter en nadrukkelijker als in de WBP, recht op de informatie die overheden over jou bezitten.
1. Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in de artikelen 10 of 11 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek met betrekking tot gegevens ten aanzien van een overleden echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de verzoeker.
Tot zover mijn bespiegelingen over de Wob van Spies. Morgen wat aantekeningen over de Wob van Peeters.
Gerelateerd
Donner, WOB en de archieven
Laten we het nog eens over de WOB hebben
Geen opmerkingen:
Een reactie posten