woensdag 14 september 2011

Gelezen: L. Salisbury & A. Sujo - Provenance

Kunstvervalsers proberen zelden een kopie van een bekend, bestaand schilderij te verkopen. Het zou waanzin zijn om bijvoorbeeld het Zelfportret met zwarte band van Pyke Koch na te schilderen en als "echt" te verkopen. Iedereen weet dat dit in het Centraal Museum in Utrecht hangt. Wat je als vervalser wil doen, is schilderen in de stijl van een beroemde schilder en het schilderij dan verkopen als een nieuw ontdekt schilderij. Dat is van Han van Meegeren deed en dat is wat John Myatt en John Drewe eind jaren tachtig, begin jaren negentig deden. Het boek Provenance, how a con man and a forger rewrote the history of art beschrijft hoe de twee heren te werk gingen.
Het bijzondere van Myatt en Drewe is dat zij bij hun vervalsingen niet heel veel aandacht besteedden aan de schilderijen zelf. Myatt schilderde in de stijl van Giacometti, Bissière, De Staël en Nicholson, maar deed nauwelijks moeite om met dezelfde materialen te schilderen. Hij gebruikte niet eens olieverf. Drewe was de "genius" die in de gaten had, dat het in de kuntswereld ondertussen meer ging om de "provenance" en de "chain of custody" van een schilderij dan om de esthetiek of techniek ervan. Dus wanneer Myatt een schilderij af had, voegde Drewe foto's ervan toe aan galerie-catalogi in de archieven van gerenommeerde Britse musea als de Tate en het Victoria & Albert Museum, zodat hij later kon "aantonen" dat een schilderij al in de jaren veertig of vijftig ergens tentoon was gesteld. Maar Drewe ging verder, want hij paste ook de gearchiveerde verkoopadministratie aan en fabriceerde met behulp van stempels, gestolen briefpapier en handig knip-en-plak-werk brieven van beroemdheden waarin zij schreven dat ze dat bepaalde schilderij in hun bezit hadden.
Op die manier kon ook een minder geslaagde Giacometti, zoals die hiernaast, verkocht worden als authentiek, want de bijgeleverde bewijsstukken, was overtuigend genoeg. En iedere kunstenaar had natuurlijk wel eens een mindere dag...
Drewe had zichzelf min of meer vrije toegang tot de archieven geregeld door een donatie van 20.000 pond te doen voor het verbeteren van de bewaaromstandigheden van het Tate-archief. Hierdoor kreeg de archivaris van de Tate naderhand, toen ze onraad rook, geen gehoor bij haar bestuur. Professor Drewe was een respectabele wetenschapper die het beste voor had met de kunst.
Uiteindelijk lopen Drewe en Myatt tegen de lamp, voornamelijk doordat de ex-vrouw van Drewe hem bij de politie belastert en omdat de curator van de Giacometti-stichting een van de weinigen is die een verdacht schilderij uit elkaar haalt, analyseert en ziet dat het nietklopt. Zij is ook degene die daarna met de archivaris van de Tate Gallery de archieven napluist en daar de toegevoegde documenten en foto's ontdekt. Tijdens het politie-onderzoek worden daarna honderden Myatt-vervalsingen terug gevonden bij musea en galeries, maar een deel was en is nog altijd in particulier bezit.
Myatt en Drewe worden veroordeeld tot enkele jaren gevangenisstraf. Drewe wordt in het boek ook neergezet als een soort Talented Mr Ripley, een pathologische leugenaar en psychopaat, die erop kickt om mensen voor de gek te houden. Myatt daarentegen heeft nu een bloeiend schildersbedrijfje dat "legitimate fakes" verkoopt. Hij schildert, meestal in opdracht, in de stijl van anderen en verkoopt die schilderijen voor redelijk veel geld.
Dat is ook een van de redenen die Myatt op een gegeven moment aanvoert om zijn vervalsingen te verdedigen: het gaat er blijkbaar niet om of een schilderij mooi is, een mislukte "Giacometti" is meer waard dan een gelukte Myatt. In de epiloog van het boek staat hier over:
He often thought about the dozens of pictures he'd made for Drewe, the ones that had vanished over the years. He knew that each time they changed hands, the provenance became more solid and detection less likely. Whenever he saw his work in a museum or auction catalog, he kept it to himself. Blowing the whistle wouldn't benefit anyone, he thought. If he were to reveal the true nature of the work, it could cost an innocent collector a lot of money. Furthermore, he had a personal interest in the continuing existence of his paintings. Once a forgery was discovered, its life was over. The painting disappeared into a kind of artistic limbo, the resting place of all fakes. By his own reckoning, some of the work he'd done for Drewe was quite good, and he didn't want any of it destroyed. The paintings that had made their way safely into collections and museums were now a part of the history of art.
Gerelateerd
Berlusconi, China en authenticiteit
O jee, een gemanipuleerd archiefstuk

2 opmerkingen:

  1. Bedoelt hij met " the provenance became more solid" dat hoe vaker een vervalst stuk wordt doorverkocht, hoe kleiner de kans dat hij als de maker wordt ontmaskerd? Dat is dan wel een interessante stelling.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Daar komt het wel op neer. 
    Hoe meer legitieme en gedocumenteerde eigenaren een kunstwerk gehad heeft, hoe geloofwaardiger de "chain of custody" wordt, dus hoe moeilijker het wordt om aan te tonen dat het om een vervalsing gaat.Dat is blijkbaar hoe het werkt in de kunstwereld, want ongeveer de enige manier om vast te stellen dat een schilderij later gemaakt is dan het pretendeert, is het schilderij "kapot analyseren".

    BeantwoordenVerwijderen