Bij Thomése weet ik nog altijd niet of er meer is dan taal in zijn romans. Het verhaal van Vladiwostok is (net als in J. Kessels, the novel) volledig over the top. De belevenissen van een aankomend, veelbelovend politicus en zijn 'spin docter' zijn, in mijn ogen volstrekt ongeloofwaardig. Thomése spot wat met de leegheid van de politieke mannetjesmakerij en gooit er een beetje menselijk leed in de vorm van ongewenste kinderloosheid dorheen. Dat is allemaal niet zo spannend, maar de manier waarop Thomése de gedachtengangen van de twee mannelijke hoofdfiguren beschrijft, maken veel goed, maar niet genoeg: ***
In 1944 is Sherlock Holmes 89 en houdt hij bijen in een klein dorpje buiten Londen. The final solution is het laatste raadsel dat de beroemde speurneus op zal lossen: Wie heeft de papegaai Bruno gestolen van een zwijgend Joods jongetje dat uit Duitsland is gevlucht? Dat er bij die diefstal iemand vermoord is, is voor Holmes slechts bijzaak.
Chabon verbindt in deze novelle van amper 125 pagina's de 19e eeuw, met Indiase immigranten op het Engelse platteland en de Endlösing op een heel mooie, intelligente manier met elkaar. En uiteraard vind ik het intertekstuele spel prachtig. Alleen jammer dat hij het nodig vond, de oplossing in de laatste alinea volledig uit te spellen: ****
(Geschreven in een gehucht van drie straten in de Ardennen, op de laptop van mijn neefje)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten