De zevende editie van het ‘International Conference on the History of Records and Archives’ (I-CHORA) vond plaats op 29-31 juli in het Stadsarchief Amsterdam. Het volledige programma met teksten kun je terugvinden op de I-CHORA website. In deze bijdrage gaan we verder met de derde en afsluitende dag, 31 juli. Niet alle lezingen worden behandeld, dus net als bij dag één en twee geldt: als je er wel bij was en een lezing of onderwerp hier mist, gebruik dan graag het reactievenster onderaan om zelf toe te voegen.
Derde dag, 31 juli
Ik heb de eerste paar lezingen van dag 3 helaas gemist, maar was gelukkig nog net op tijd over het verhaal over de wampum van Jonathan Lainey. Daar heeft Ingmar al over geschreven en de lezing voegde daar eerlijk gezegd inhoudelijk niet veel aan toe... maar Lainey was wel een heel onderhoudende spreker. Lees vooral Ingmar z’n blogs nog een keer.
Ik heb de eerste paar lezingen van dag 3 helaas gemist, maar was gelukkig nog net op tijd over het verhaal over de wampum van Jonathan Lainey. Daar heeft Ingmar al over geschreven en de lezing voegde daar eerlijk gezegd inhoudelijk niet veel aan toe... maar Lainey was wel een heel onderhoudende spreker. Lees vooral Ingmar z’n blogs nog een keer.
Er is ietwat geschoven in de lezingen, wat betekende dat Jonathan Furner meer tijd had – en dat vond ik hélemaal niet vervelend! – om te spreken over de geschiedenis en huidige staat van ‘data modeling’ in de archivistiek. Datamodellen worden gebruikt in de informatisering en informatiewetenschap om de wereld zoals we die om ons heen kennen, te vertalen naar het gedrag van databanken en informatiesystemen. In feite is het principe niet heel erg nieuw: datamodellen bestaan al onder de oppervlakte sinds we kaartenbakken of zelfs indices zijn gaan maken, of eigenlijk sinds we de neiging hebben gekregen om de wereld te ordenen. Maar waar het verschil echt in zit volgens Furner, is de aard van de objecten die je beschrijft. In de wereld van de ‘erfgoedsector’ onderscheiden we de vier GLAM-instellingen en informatiestandaarden: galerieën, bibliotheken (libraries), archiefinstellingen en musea. Elke sector met zijn eigen beheerobjecten (hoewel galerieën en kunstmusea in veel gevallen uitwisselbaar kunnen zijn) en dus elk met zijn eigen informatiesysteem en datamodel. Toch? Nou, ja en nee...
Want naast de neiging om te ordenen, hebben we ook de neiging om ordeningssystemen op elkaar aan te sluiten. Fruner verwijst naar de ontwikkeling van een nieuw overkoepelend datamodel voor archieven van de ‘expert group on archival description’ (EGAD) van de Internationale Archiefraad (ICA). Die groep heeft blijkbaar een rapport heeft geschreven over het sterker aansluiten van de archivistische beschrijvingsstandaarden aan die van de andere GLAM-instellingen. Waarschijnlijk om aan te kunnen sluiten bij initiatieven als OpenGLAM, of om objecten te kunnen beschrijven die zowel museumstuk als archiefstuk zijn (denk aan scheepsmodellen). Maar is dat wel verstandig? Volgens Furner niet, want wat gaan we inleveren op ons eigen datamodel? Het datamodel voor musea is op dit moment bijvoorbeeld onnodig ingewikkeld, willen we dat invloed laten hebben op archivistische beschrijving? En daarnaast is de hiërarchie van het model voor archivistische beschrijving, een van de belangrijkste eigenschappen van dit model, geheel niet aanwezig in de andere beschrijvingsstandaarden. In het kort de conclusie van Furner: verwijs naar elkaar, prima, maar sluit niet op elkaar aan.
Dat deed me nog denken aan een andere overweging. We zijn al geruime tijd bezig om de werelden van archivistisch beheer en informatiemanagement/informatiearchitectuur bij overheden (ik noem maar een voorbeeld) op elkaar aan te laten sluiten. De mensen in die vakgebieden, de recordsmanagers, informatiemanagers en informatiearchitecten, zijn de natuurlijke gesprekspartners voor archivarissen als het gaat om de informatie die zij op (steeds korter wordende) termijn in beheer krijgen. Als je aan de andere kant met je archivistische beschrijvingsstandaarden en datamodel juist nadrukkelijk gaat aansluiten op instellingen in de erfgoedsector, beweeg je dan nog wel in de juiste richting? En trouwens, ben je als archivaris wel overwegend een erfgoedprofessional? (Maar dat is meer een wezensvraag.)
Want naast de neiging om te ordenen, hebben we ook de neiging om ordeningssystemen op elkaar aan te sluiten. Fruner verwijst naar de ontwikkeling van een nieuw overkoepelend datamodel voor archieven van de ‘expert group on archival description’ (EGAD) van de Internationale Archiefraad (ICA). Die groep heeft blijkbaar een rapport heeft geschreven over het sterker aansluiten van de archivistische beschrijvingsstandaarden aan die van de andere GLAM-instellingen. Waarschijnlijk om aan te kunnen sluiten bij initiatieven als OpenGLAM, of om objecten te kunnen beschrijven die zowel museumstuk als archiefstuk zijn (denk aan scheepsmodellen). Maar is dat wel verstandig? Volgens Furner niet, want wat gaan we inleveren op ons eigen datamodel? Het datamodel voor musea is op dit moment bijvoorbeeld onnodig ingewikkeld, willen we dat invloed laten hebben op archivistische beschrijving? En daarnaast is de hiërarchie van het model voor archivistische beschrijving, een van de belangrijkste eigenschappen van dit model, geheel niet aanwezig in de andere beschrijvingsstandaarden. In het kort de conclusie van Furner: verwijs naar elkaar, prima, maar sluit niet op elkaar aan.
Dat deed me nog denken aan een andere overweging. We zijn al geruime tijd bezig om de werelden van archivistisch beheer en informatiemanagement/informatiearchitectuur bij overheden (ik noem maar een voorbeeld) op elkaar aan te laten sluiten. De mensen in die vakgebieden, de recordsmanagers, informatiemanagers en informatiearchitecten, zijn de natuurlijke gesprekspartners voor archivarissen als het gaat om de informatie die zij op (steeds korter wordende) termijn in beheer krijgen. Als je aan de andere kant met je archivistische beschrijvingsstandaarden en datamodel juist nadrukkelijk gaat aansluiten op instellingen in de erfgoedsector, beweeg je dan nog wel in de juiste richting? En trouwens, ben je als archivaris wel overwegend een erfgoedprofessional? (Maar dat is meer een wezensvraag.)
Waar Elizabeth Shepherd I-CHORA 7 aftrapte met de eerste lezing, zo was haar mede-auteur van het standaardwerk de afsluiter van de reeks. De onvoorstelbaar Britse Geoffrey Yeo hield een verhaal over een klassieker in de archivistische literatuur: Archives in the ancient world van Ernst Posner. Kort samengevat stelde Posner dat de gebruiken binnen het archiefbeheer van de vroeghistorie (Mesopotamië, Oud-Egyptenaren en Oud-Grieken) min of meer gelijk waren aan de gebruiken van ‘vandaag’ (i.c. de jaren zestig). De kleitabletten werden ook geordend, opgeslagen in archiefruimten met planken en beschreven in registers. Men was gründlich in de oudheid, en archiefbeheer is het op-één-na oudste beroep ter wereld! Nou... niet dus. Yeo gebruikte vervolgstudies om de conclusies van Posner zo ver af te pellen, dat er bar weinig van over bleef. Kennelijk is de wetenschappelijke wereld soms ongenadig. Dat het boek in zijn tijd een mooi voorbeeld was van onderzoek naar archieven, daar was Yeo het wel mee eens. Maar achteraf bezien blijft er geen Mesopotamische archiefkast van overeind staan...
De conclusie na drie dagen en 28 lezingen: I-CHORA is geweldig in zijn informatierijkheid en opzet. (Alleen de koffie had deze keer beter gekund.) Mocht het nog een keer in Nederland of West-Europa komen: mensen, maak er gebruik van! En als de KVAN-Dagen vanaf de editie in Amersfoort nog verder deze kant op gaan, dan mogen we daar alleen maar blij mee zijn.
Joost van Koutrik werkt bij Het Utrechts Archief en zit ook nog eens in de Archiefcommissie van de VNG.
Leeswaardige verslagen, heb ik er toch nog iets van meegekregen.
BeantwoordenVerwijderenM.b.t. Geoffrey Yeo: Interessant, is er een paper/transcriptie ergens te vinden? In de recensie van het boek van Posner (http://www.goodreads.com/book/show/519485.Archives_in_the_Ancient_World ) lees ik zojuist "O'Toole comes to the conclusion that contemporary scholars who have continued to study ancient civilizations provide "more support than revision for Posner's conclusions."" Dat conflicteert dan weer mooi..
Interesting indeed. :) Blijkbaar kwam Yeo twaalf jaar later toch tot een andere conclusie. Er werd wel iets gezegd over conference proceedings als ik me goed herinner, maar die heb ik nog niet langs zien komen... Je kunt waarschijnlijk het beste hem zelf benaderen: http://www.ucl.ac.uk/dis/people/geoffreyyeo
BeantwoordenVerwijderen