dinsdag 4 augustus 2015

Gastblog: Joost luistert en schrijft #ICHORA7, dag 2

Sinds 2003 vindt gemiddeld eens in de twee jaar het ‘International Conference on the History of Records and Archives’ (I-CHORA) plaats: een congres waarin onderzoekers hun werk presenteren dat te maken heeft met archieven of archiefbeheer, om vervolgens te worden overladen met vragen vanuit het publiek. Voor de zevende editie is I-CHORA op 29-31 juli neergestreken in het Stadsarchief Amsterdam. Als congrescorrespondent voor Ingmar bladert en schrijft mocht ik verslag doen.
Ik ga hier niet alle 28 lezingen behandelen, maar een keuze hieruit. Het volledige programma met teksten kun je terugvinden op de I-CHORA website. En als je er wel bij was en een lezing of onderwerp hier mist, gebruik dan vooral de ‘Reageer’-knop onderaan!

Dag 2, 30 juli
Jeanette Bastian opende dag twee met een discussie die al decennia woedt, maar met digitalisering van de samenleving alleen maar vloeibaarder is geworden: wat is een ‘archief’? Wat is een archief voor archivarissen/beheerders en wat is het begrip voor andere mensen, met name onderzoekers. Waar archivarissen het archief zien als een afgebakend (zelfs fysiek) geheel, kijken bijvoorbeeld onderzoekers daar op een andere manier naar: ‘oral history’ en juist het ontbreken van tastbare informatie (‘archival silence’) horen ook bij het archief van hun onderzoek. Dit hangt samen met wat Bastian en anderen de zogenaamde ‘archival turn’ in onderzoek noemen. De ‘archival’ waarde van onderzoeksbronnen is niet gelegen in het feit dat ze archiefstukken zijn, maar dat onderzoek heeft aangetoond dat ze bewijswaarde hebben. Zo kan een archeologische opgraving of een plaats van misdaad ook ‘archival’ zijn. Gewoon een verschil van definities als je ’t mij vraagt... De A van OAIS slaat ook niet op archief zoals wij dat kennen.
Maar heeft dit gevolgen voor archiefprofessionals en archiefinstellingen? Grappig was wel wat terug kwam uit de zaal. Wat archivarissen irritant schijnen te vinden is als mensen uit andere disciplines een nieuw theoretisch ‘speeltje’ vinden en daarover gaan tamboereren, terwijl archivarissen er al jaren mee bezig zijn (of zeggen te zijn) zonder gekend te worden: ze blijven ‘hand maidens’ voor historici. De discussie deed mij dan weer de andere kant op denken aan zaakgerichte ordening en zaakgericht werken. Iets totaal nieuws toch, een jaar of tien geleden? Nee, het principe bestaat al ruim een eeuw.

Een van de meer indrukwekkende lezingen was van Melanie Delva en Melissa Adams over de dekolonisatie van archieven en de verhouding hiervan tot de geïnstitutionaliseerde ethische code voor archivarissen. Adams vertegenwoordigde een ‘first nation’ stam in Canada, Delva is een archivaris van de Anglicaanse kerk in West-Canada. De discussie ging over een fotoarchief dat was opgebouwd door de opvarenden van een zendelingenschip, aangemeerd bij een stam in een veraf gelegen plek in het gigantische Brits Columbia. De stam wilde de foto’s in origineel of kopie hebben en daarnaast inspraak hebben op de raadpleging van foto’s waarin heilige objecten zichtbaar waren. In eerste instantie werd dat geweigerd, vanwege het beleid van de archiefinstelling. De lezing ging in op de redenen waarom dat niet zonder meer had moeten gebeuren (meer over de bredere achtergrond vind je hier) en waarom de ICA-code geen rekening houdt met dergelijke gevallen. Het argument was zelfs dat huidige ethische codes ‘westers’ zijn, scheve machtsverhoudingen in stand houden en ingaan tegen verklaringen als UNDRIP. Dat is nogal wat. Theo Thomassen was het daar in ieder geval in een reactie mee eens, hij stelde zelfs dat de ICA-code een gedateerde moralistische code is en geen professionele gedragscode. Ik ben benieuwd of dit een vervolg gaat hebben. En wat de invloed dan is op hoe wij aankijken tegen beheer en beschikbaarstelling van archieven m.b.t. Nederlands-Indië en Suriname, maar ook tegen migrantenarchieven en archieven van niet-westerse godsdienstorganisaties.


Chris Bellekom, foto van Erika Hokke

Chris Bellekom van het COA zat een drietal lezingen voor over archieven in conflictsituaties. Een van de lezingen was van Ellen van der Waerden over de instructies voor wat je zou kunnen noemen ‘archivalisering’ door Nederlandse militairen bij de invasie door de Duitsers in 1940. Het documentatieproces bestond uit het opmaken van oorlogsdagboeken, krijgsberichten en lijsten van menselijke en materiële verliezen. Op 14 mei 1940 werd het bevel uitgevaardigd om de stukken te vernietigen. Waarom is nooit duidelijk geworden, maar er werd zonder vragen met militaire precisie gevolg aan gegeven. Op 24 mei volgde een bevel van generaal Winkelman om te reconstrueren wat men nog wist van de stukken. Tsja, daar zit je dan. Tijdens maar vooral na de Tweede Wereldoorlog werd dit archief met een veelheid van verslagen aangevuld, zelfs tot in de jaren negentig. Of zoals Van der Waerden stelde: “We hebben nu waarschijnlijk een rijkere reconstructie van het gebeurde dan als de eerste documenten waren bewaard.” Dat is allicht zo, maar dan natuurlijk wel in een andere vormingscontext. Daar hield het overigens niet op. De functie van de collectie was niet alleen het mogelijk maken van historisch onderzoek: (ex-)soldaten werden ook op basis van de verslagen beoordeeld. Wat eigenlijk getuigenverslagen naderhand waren, werd kennelijk gebruikt als primaire bron. Die machtsfunctie en ‘multiple provenance’ van het archief komt ook terug in de ordeningsstructuur.

Peter Horsman sloot de dag af met een lezing over de Gacaca archieven, waar o.a. hij en Petra Links van het NIOD bij betrokken zijn. De Gacaca is een traditioneel systeem van decentrale ‘grass roots’ rechtspraak in Rwanda. Dit systeem werd ingezet bij de berechting van honderdduizenden mensen die betrokken waren bij de Rwandese genocide in 1994. Er was een getrapte structuur van een generale assemblee, sectorale en beroepsrechtbanken (1545 stuks), en lokale rechtbanken (9028 stuks). De lokale rechtbanken dienden voor het verzamelen van getuigenissen en het doen van uitspraken over materiële schade. Over dit geheel werd een intensieve bureaucratie heen gebouwd, met heel specifieke voorschriften voor het opmaken van processtukken. Al die deelarchieven zijn nu bijeengebracht op één locatie, samen met de opnames van rechtszaken. Een enorm ingewikkeld geheel, waarbij volgens Horsman een standaard als ISAD(G) niet volstaat om de dynamiek te beheersen. Nee, dat geloof ik ook wel. Wat dan wel de gekozen oplossing is werd me niet helemaal duidelijk, maar we horen hier in de toekomst waarschijnlijk wel meer over...

Morgen de laatste dag, onder andere over de wampum.

Joost van Koutrik werkt bij Het Utrechts Archief en weet ook veel van films. 

Gerelateerd
Gastblog: Joost luistert en schrijft #ICHORA7 - dag 1

Geen opmerkingen:

Een reactie posten