Het Letterenhuis heeft vorig jaar in het Vlaamse Archiefdecreet als opdracht gekregen om het Vlaamse literaire erfgoed in kaart te brengen en beter zichtbaar te maken. Om dit behapbaar te maken hebben ze het onderzoeksproject Lolita opgezet,
met als doel de problematiek van het in kaart brengen van het literaire erfgoed transparanter te maken en een adequate methodiek te ontwikkelen voor het daadwerkelijke lokaliseren.Daartoe hebben ze een doorsnede van de Vlaamse literaire archiefvormers gemaakt: auteurs, uitgevers & tijschriften, doden & levenden, dichters, romanciers & striptekenaars. Het mooie vind ik dat Het Letterenhuis sterk de nadruk legt op "het volledige archiefbestand":
Terwijl wij een enigszins vanzelfsprekend idee hebben over wat een archiefbestand van bijvoorbeeld een schrijver kan bevatten, is dat vaak niet het geval voor de archiefvormers zelf. Voor ons gaat het om het volledige archiefbestand van een archiefvormer, met betrekking tot al zijn werkzaamheden of functies. Veel schrijvers rekenen echter alleen zogenaamde ‘literaire’ of ‘creatieve’ documenten zoals manuscripten tot hun archief. De overige archiefbestanddelen of reeksen zoals zakelijke en privécorrespondentie, dagboeken, boekhouding enzovoort, worden door hen tot ‘privéarchief’ gerekend — en dus van minder of van een heel ander belang. Meer nog: vaak wordt ook of zelfs alleen het eindproduct van de literaire werkprocessen, namelijk het gedrukte boek, als literair archief beschouwd.Aan de hand van Herman Teirlinck wordt bovenstaande problematiek in het artikel nader uitgewerkt.
Teirlinck was niet alleen schrijver, maar ook actief in verschillende literaire tijdschriften, directeur aan de Hogere Schoolvoor Bouw- en Sierkunsten in Brussel en leraar Nederlands en cultureel adviseur aan het Hof onder Leopold III en Boudewijn en stichter van de Studio van het Nationaal Toneel van België in Antwerpen. En het Letterenhuis wil al deze archieven en hun relaties in kaart brengen en op te nemen in de Archiefbank Vlaanderen. Waar mogelijk wordt er ook naar gestreefd om verdere versplintering te voorkomen.
Ik zou heel graag meer lezen over dit project, dat begin 2010 is afgerond, maar helaas is dit interview het enige dat ik tot nu toe heb gevonden.
En uiteraard zou ik ook heel graag zien dat het Letterkundig Museum wat meer Letterkundig Archief werd en samen met het Letterenhuis optrekt om de archieven van de Nederlandstalige literatoren te bewaren.
NB
Op bovenstaande foto van Katrijn van Giel staat een deel van het archief van Jeroen Brouwers, die afgelopen donderdag in de NRC het volgende zei:
Uw archief zou een prachtige aanwinst zijn voor het Letterkundig Museum, maar u wil het niet kwijt. Net als Hammer in ‘Bittere bloemen’ die het verschrikkelijk vindt dat zijn dochter zijn spullen naar archieven brengt.Gerelateerd
„In het Letterkundig Museum liggen, geloof ik, 6000 schrijversarchieven, moet ik daar nummer 6001, 6002 of 6003 zijn? Er gebeuren vreemde dingen: in een biografie over uitgeefster Angèle Manteau werd geciteerd uit brieven die ik ooit aan Geert van Oorschot heb geschreven. Dat irriteert mij verschrikkelijk. Hoe komt dat daar? Ik heb die brieven teruggevraagd, maar ik krijg ze niet.”
Als iemand iets aan het museum schenkt, is er toch weinig aan te doen?
„Als ik een brief aan een vriend schrijf, is die toch niet aan het Letterkundig Museum gericht? Ik zou die spullen nog liever in de achtertuin verbranden, maar er is een Stichting Jeroen Brouwers opgericht, die moet na mijn dood maar zien.”
Zonder jurk niets om te doen opwaaien
De Mac van Rushdie
Geen opmerkingen:
Een reactie posten