maandag 29 november 2010

Gelezen: Jean Pierre van Rossem - Een dode zwaan in Tann

Een wonderlijk boek, dat is de eerste kwalificatie die bij me opkomt als ik denk aan Een dode zwaan in Tann. Niet dat het 'verhaal' zo bijzonder is, dat is redelijk snel verteld: de zestienjarige Hélène Willink uit Winterswijk vertrekt aan de vooravond van de Grote Oorlog naar Duitsland om er in Thüringen te kuren. Ondanks dat ze wacht op Frans, een Duitse schrijver, waar ze hevig verliefd op is, vinden hier allerlei amoureuze ontwikkelingen plaats met mannen en vrouwen. Nadat de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken kan ze niet meer terug naar huis en 'vlucht' ze naar Berlijn, waar ze eerst door een of andere seksueel gefrustreerde schilder min of meer gevangen wordt gehouden. Daarna werkt ze in een soort theatercafé. De schrijver is ondertussen onder de wapens geroepen en vecht in Frankrijk aan het front. Het boek eindigt in een anticlimax, want als ze met de Kerst weer afreist naar Thüringen om in Tann een rendez-vous met haar schrijver te hebben, blijkt dat deze wegens diefstal is gevangen gezet.
Het bijzondere van het boek zit in de 'geschiedenis' die Van Rossem er bij vertelt. (Voor degene die Van Rossem niet kennen: hier is zijn Wikipedia-artikel en dit artikel uit Humo maakt ook een en ander duidelijk...)
Deze kleurrijke figuur schrijft in de inleiding van het boek dat hij het niet zelf heeft geschreven, maar dat het om een manuscript gaat dat hij van een Nederlandse student heeft gekregen. De Hélène Willink  uit het boek, is niet alleen de hoofdpersoon, maar ook nog eens de auteur van de roman. En Hélène (1898-1929, die in het echt blijkbaar een andere voornaam zou hebben gehad) is niet zo maar iemand, ze is de (onechte?) kleindochter van Jan Willink, textielmagnaat en oprichter van diverse spoorwegmaatschappijen in Winterswijk. In het boek wordt verder ook alle moeite gedaan om de indruk van authenticiteit te wekken. Zo ontbreekt het vierde hoofdstuk en wordt in 162 voetnoten van allerlei details aangetoond dat ze waar of onwaar zijn. Aan het eind van het boek staat dan nog een (warrige) verhandeling over de relatie die Willink gehad zou hebben met Franz Jung, de anarchistische schrijver. Uiteraard heb ik ondertussen ook even bij de Winterswijk-deskundige gepolst, maar zij had nog nooit van Hélène Willink gehoord.
In een interview met Trouw zegt Van Rossem bij het verschijnen van het boek:
"Maar om eerlijk te zijn vind ik de vraag of Helene Willink nu wel of niet heeft bestaan niet eens zo interessant. Het gaat om de tekst. En die boeit. Alleen in de eerste hoofdstukken, die over de spoorwegen gaan (de Willinks zijn oprichter van de Overijssels-Gelderse Spoorwegmaatschappij-GK), heb ik serieus gesnoeid. Verder zijn er een paar langdradige niet ter zake doende dialogen geschrapt."
De hypothese dat hij bij wijze van schelmenstreek zelf wel eens in de pen zou kunnen zijn geklommen, wijst het Belgische enfant terrible met gespeelde verontwaardiging van de hand. "Dat kunnen alleen mensen zeggen die nog nooit iets van mijn hand hebben gelezen."
In de inleiding en in het interview in Trouw is sprake van nog vier delen die zouden verschijnen, maar dat is nooit gebeurd.
Alles bij elkaar doet me toch sterk vermoeden dat het een knap gefabriceerde mystificatie van Van Rossem is en dat maakt het toch nog leuker allemaal...

Gelezen tussen 19/11/2010 en 27/11/2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten