zaterdag 5 oktober 2013

Burgerlijke Stand in het Archievenblad

Onderstaande tekst verscheen in het Archievenblad van oktober 2013 en is van de hand van Floortje Tuinstra van het Utrechts Archief. (En hiermee is de laatste zin van de leader meteen ongedaan gemaakt...)

In eerste instantie lijkt het bijna overbodig om Ingmar Koch, interbestuurlijk toezichthouder archieven in Noord-Brabant, te interviewen. Veel van het 'leven en werken' van deze bekende verschijning op Archief 2.0 is natuurlijk op internet te vinden.
Hoogste tijd voor de onbelichte kanten.'Alles wat u altijd had willen weten over Ingmar Koch, maar nooit door google gevonden werd.'

Tot afgelopen jaar besloeg je werkgebied als interbestuurlijk toezichthouder behalve Noord-Brabant ook Limburg. Dan ben je dicht bij je roots gebleven. Althans, linked-in en schoolbank.nl verraden een schooljeugd in Ulestraten en Meerssen. Kom je uit een echte Limburgse familie?
In de douche bij oma, 1975
Ach, echt Limburgse familie... Ik ben geboren in Ulestraten en heb daar ook tot mijn achttiende gewoond. Mijn moeder komt uit Meerssen, mijn vader uit Maastricht en het Limburgs dialect waar ik in ben opgevoed is mijn "interne dialoog-taal".
Als kind heb ik ook vol overgave carnaval gevierd, vooral omdat mijn ouders dat heel fanatiek deden.
In die zin ben ik wel "echt" Limburgs. Maar aan de andere kant heb ik ook vanaf het moment dat duidelijk werd dat ik zou gaan studeren, besloten dat ik dat in Amsterdam, zou gaan doen. Dat is een heel "on-Limburgs" besluit. Van mijn eindexamenjaar gingen maar zes of zeven mensen naar Amsterdam. De meesten gingen naar Nijmegen, Eindhoven en Maastricht. Daarnaast heb ik een hekel aan het Calimero-gevoel dat je vaak in Zuid-Limburg tegen komt.
Dat ik nu weer in Meerssen woon, is meer toeval dan opzet. Hanneke, mijn vrouw heeft een tijdje in Rotterdam gestudeerd, maar moest in haar derde jaar stoppen vanwege haar gezondheid. Ze is toen weer bij haar ouders gaan wonen. Naderhand kreeg ze een baan bij de gemeente Meerssen en zo zijn we daar blijven hangen. Niet dat ik eigenlijk ergens anders zou willen wonen. We hebben het hier erg naar onze zin en ik vind het eigenlijk ook wel leuk dat de vroegere buurman van mijn oma "Daag jong" tegen me zegt als ik hem op straat tegen kom.

Zijn er in je prille jeugd al enige aanwijzingen voor een latere carrière op het terrein van procesgebonden informatie? Wat deed je het liefste in je vrije tijd?
Nee, in mijn jeugd wees niets er op dat ik in de archieven terecht zou komen. Ik had geen grote verzamelneigingen, al heb ik wel een hele tijd van die sinaasappelpapiertjes gespaard. En nu ik erover nadenk, ik ontdekte toen al snel dat je aan de nummers op de papiertjes kon zien van welke producent de sinaasappels afkomstig waren. Ik heb dat nummer toen ook gebruikt om de papiertjes te ordenen. Ik kwam de klappers laatst nog tegen bij mijn moeder op zolder en zag dat ik zelfs op de computer een index had gemaakt.
Halverwege de jaren tachtig op de computer van mijn vader gemaakte index op mijn
verzameling sinaasappelpapiertjes

Een paar sinaasappelpapiertjes van Moro. Die kunnen in deze tijd echt niet meer.
Verder deed ik de normale kinderdingen: buiten spelen, binnen spelen en een beetje sporten. Ik heb getennist en een paar jaar gevoetbald. Wat ik wel veel deed was lezen, lezen, lezen. Dat was ook de reden om Nederlandse taal- en letterkunde aan de VU te gaan studeren: gelegitimeerd vijf jaar lang lezen en over literatuur praten.
In mijn derde jaar kwam Wium van Zyl van de Universiteit van Wes-Kaapland enkele gastcolleges verzorgen over moderne Afrikaanse literatuur. Die man was zo aardig en die boeken vond ik zo bijzonder dat ik toen besloten heb dat ik een half jaar in Zuid-Afrika wilde studeren. Uiteindelijk heb ik toen van juli tot en met december 1997 in Stellenbosch gewoond. Ik volgde colleges bij de vakgroep Afrikaans-Nederlandse Letterkunde van de Universiteit van Stellenbosch en deed onderzoek naar een Nederlandse rederijkerskamer in Kaapstad aan het eind van de negentiende eeuw. Hierover heb ik eerder ook al eens een Archiefervaring geschreven.
In 1996 bij Kaap de Goede Hoop
Je hoort tot de eerste lichting studenten die de Archiefschool ‘Nieuwe Stijl’ in Amsterdam is gaan volgen. Wat heeft je op het idee gebracht om dat te gaan doen? Hoe waren die eerste jaren? Had je een pioniersgevoel?
De tijd in Zuid-Afrika heeft me in zoverre gevormd, dat ik voor het onderzoek naar die rederijkers in allerlei archieven terecht kwam. Nadat ik mijn studie Nederlands had afgerond, wist ik eigenlijk niet wat ik moest gaan doen. Mijn vakkenpakket was helemaal niet praktisch, doordat ik alleen maar letterkunde-vakken had gedaan en ook nog een "historische" scriptie had geschreven. Ik kon voor de klas gaan staan, maar dat zag ik niet zo zitten. Niet omdat ik het lesgeven niet leuk vond - integendeel, tijdens een snuffelstage op mijn oude middelbare school had ik gemerkt dat me dat wel beviel. Ik zag vooral op tegen alle rompslomp die docenten naast het lesgeven moeten doen.
Tijdens het onderzoek voor mijn scriptie zei een vriendin van me, dat de Archiefschool misschien wel interessant voor me zou zijn. Uiteindelijk heb ik me toen aan de UvA ingeschreven bij wat toen nog Boek-, archief- en informatiewetenschap heette.
Ik zat toen in de tweede lichting van de nieuwe opleiding en dat was inderdaad pionieren. De opleiding was - naar mijn idee - van het ene op het andere moment overgegaan van een 90% praktische opleiding, naar een 99% theoretische opleiding. We zaten daar met mensen die eigenlijk nog nooit een archief gezien hadden, maar kregen wel in een van de eerste colleges het record keeping system van Bearman voor de kiezen. Verder was het organisatorisch een beetje een zootje. Dat lag deels aan de UvA en deels aan de onervarenheid van de mensen van de Archiefschool.
Uiteindelijk is het allemaal wel goed gekomen, vooral doordat wij regelmatig bij Hans Scheurkogel ons beklag gingen doen. En ik herinner me ook dat ik eens een keer nogal ongenuanceerd mijn hart heb gelucht tegen Theo Thomassen en dat ik er pas een dag later achter kwam dat hij de directeur van de Archiefschool was en dus het een en ander over de opleiding te zeggen had.

Hoe ben je de inspectie ingerold?
Gewoon, door te solliciteren.
Op inspectie
In 1999, toen ik nog Archiefwetenschap studeerde ben ik als consultant begonnen bij Van Bilsen Consultancy. De eerste anderhalf jaar ben ik toen alleen maar bezig geweest met modern archiefbeheer: ik heb bij zeker dertig gemeenten cursussen gegeven over het inrichten van hun post- en archiefsysteem, heb bij een Kamer van Koophandel meegewerkt aan het “papieronafhankelijk werken” en ben jarenlang applicatiebeheerder geweest bij een groot energiebedrijf. Dat zijn voor mij heel waardevolle jaren geweest. Op deze manier kon ik de (theoretische) dingen die ik in Amsterdam leerde, meteen relateren aan de dagelijkse praktijk bij kleine en grotere organisaties.
Na een jaar of zes bij VBC gewerkt te hebben, zag ik een advertentie voor de provinciale archiefinspectie in Noord-Brabant. Ik had tot dat moment eigenlijk helemaal niet zo’n helder beeld van wat de archiefinspectie allemaal deed, maar heb gesolliciteerd en werd aangenomen.

Wat zie jij als je belangrijkste wapenfeiten bij de inspectie?
Ach, mijn belangrijkste wapenfeiten, dat klinkt zo opschepperig. Toch zijn er dingen waar ik wel trots op ben dat ik daar een belangrijke bijdrage aan heb geleverd. Laat ik er twee noemen:
  • De beleidsregel vervanging archiefbescheiden die we in 2007 vanuit de archiefinspectie in Den Bosch hebben opgesteld. Toen ik bij de inspectie begon vond ik het vreemd dat wij tegelijkertijd zeiden dat digitale archiefstukken digitaal bewaard moesten blijven en dat papieren documenten niet door digitale reproducties vervangen mochten worden, omdat we geen vertrouwen hadden in digitale opslag. Wij hebben toen als eerste provincie een beleidsregel vastgesteld met daar in de eisen die wij aan (digitaal) vervangen stellen. Ondertussen is de beleidsregel vervallen ten gevolge van de laatste wijziging van de Archiefregeling en inhoudelijk valt er ook wel het een en ander op onze beleidsregel af te dingen, maar ik ben ervan overtuigd dat we door onze nek uit te steken een belangrijke stap vooruit hebben gezet.
  • Ook op mijn bijdrage aan Eisen Duurzaam Digitaal Depot (ED3) ben ik trots. Net als bij de beleidsregel over vervanging was dit pionieren. Iedereen had het destijds over e-depots en hoe ingewikkeld het was om die te bouwen. Vanuit het LOPAI hebben we toen die “eisen” op papier gezet. Ook op ED3 valt allerlei commentaar te leveren (en dat hebben we destijds ook gekregen hoor), maar het heeft in ieder geval wel duidelijk gemaakt dat een e-depot niet enkel een verzameling servers en software is.
Samen met collega Jorien Weterings voor het “planbord” van de Archiefinspectie
We kunnen jou rustig bestempelen als een Archivaris 2.0. Dat kun je nog lang niet van elke archivaris in het land zeggen. Hoe komt dat denk je? Zie je (wel) een ontwikkeling?
Ik weet niet precies wat dat is, een Archivaris 2.0. Als je naar Archief 2.0 kijkt, dan zie je daar grofweg twee stromingen. Aan de ene kant heb je Christian en Luud, die bezig zijn met het “opener” maken van archiefdiensten. Zij zijn vooral geïnteresseerd in manieren waarop de archivaris gebruik kan maken van de moderne (digitale) hulpmiddelen om archiefgebruikers te bereiken, van dienst te zijn en een actieve rol te geven.  Daarbij gaat het dan om zaken als chatten via de website, gebruikers archiefbeschrijvingen laten aanvullen of corrigeren en crowdsourcingsprojecten.
Ik behoor tot de tweede stroming, die meer geïnteresseerd is in de manier waarop we al die social media-uitingen gaan bewaren. Als je naar mijn oudste bijdragen op Archief 2.0 kijkt, dan gaan die ook daarover: hoe bewaar je tweets? Wat als je een hele website wil archiveren? Is de Facebook-pagina van de provincie ook archief?
Een van mijn stokpaardjes is dat de meeste mensen, ook archivarissen en DIV-ers, nog altijd denken in A4-tjes. Archiefstukken zijn in dat perspectief alleen ouderwetse “documenten”, met een begin en een eind, een huisstijl en een formele opsteller. Maar dat uitgangspunt klopte vroeger al niet (zoals Peter Horsman eens zei: de maquettes van VOC-schepen in het Rijksmuseum behoren eigenlijk in het Nationaal Archief thuis) en klopt nu al helemaal niet meer.
Als archief “procesgebonden informatie” is en is opgemaakt of ontvangen door een overheidsorgaan, dan hoort daar alle informatie onder die door de overheid gecreëerd wordt bij de uitvoering van zijn taken. Dus dan maken ook webpagina’s, filmpjes, tweets, Facebook-updates of WhatsApp-berichten deel uit van het archief. Misschien hoeven ze maar heel kort bewaard te worden, misschien heel lang, maar er zal iets mee moeten gebeuren.
Bij mijn weten zijn er in Nederland maar heel weinig overheidsorganisaties die hier een consistente kijk op en een duurzame oplossing voor hebben. Wat dat betreft kijk ik altijd vol bewondering naar het FelixArchief in Antwerpen. Wil je de eerste website van de stad Antwerpen zien? Je kunt hem downloaden via hun website. Net als bijvoorbeeld e-mailberichten van verschillende schepenen. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar hebben ze niet alleen de verkiezingswebsites van de kandidaten en partijen gearchiveerd. Ook de Youtube- of Vimeo-filmpjes, Google Maps-toepassingen, Facebook-pagina’s en zelfs een echte verkiezings-app zijn in het digitaal depot opgenomen en beschikbaar.

Hoe slaag je erin je werk en de daaraan gerelateerde ‘hobbies’ met je gezin te combineren?
Op 29 januari 2005 getrouwd met Hanneke
Ik vind dat soort vragen altijd lastig te beantwoorden, omdat ik het niet zo bijzonder vind wat ik doe. Maar ik snap wel dat mensen zich afvragen hoe ik al die bordjes omhoog hou. Een deel van het antwoord zit in organisatie en structuur. Doordat Hanneke heel beperkt was in haar doen en laten, hadden wij een heel gestructureerd leven: op tijd eten, op tijd naar bed, geen gekke uitstapjes in de weekends en heel veel hulp van familie en vrienden. Alles bij elkaar leverde mij dat heel wat tijd op om bijvoorbeeld stukjes te schrijven en artikelen te lezen en te becommentariëren.
Sinds iets meer dan een jaar is Hanneke eindelijk beter. Dat kwam vooral doordat iemand in de gaten had wat er echt aan de hand was en wist dat medicijnen zouden helpen. Een van de – leuke – gevolgen van het genezen van Hanneke is dat wij de organisatie en structuur van het huishouden wat makkelijker los kunnen laten. We kunnen meer leuke dingen samen doen, met zijn tweeën, met zijn vieren, maar ook apart van elkaar. En ik heb nog altijd heel veel tijd om te doen wat ik doe.
Tijdens onze laatste vakantie in Zeeland
Wat ben je momenteel aan het lezen en wat vind je er van?
Op dit moment lees ik Die Frau aus Flandern. Eine Liebe im Dritten Reich van Claudia Seifert. Het is een beetje een a-typisch boek voor mij, maar ik zag het een paar weken geleden in een boekhandel in Aken staan en heb het gekocht.
Seifert beschrijft hoe ze een paar jaar geleden via-via een koffer met oude foto’s en brieven krijgt van een mevrouw die zonder erfgenamen in een bejaardenhuis is gestorven. In het boek reconstrueert Seifert het leven van de vrouw: ze heette Adrianan van den Eynde, was in 1913 in Antwerpen geboren en werkte in de Tweede Wereldoorlog voor een fabriek van Daimler-Benz. Eerst werkte ze in Antwerpen, later in Neusalz an der Oder (het tegenwoordige Nowa Sól in Polen). Na de oorlog trouwde ze met een Duitser en keerde niet meer terug naar Antwerpen.
Ik vind een paar dingen bijzonder aan het boek. Het beschrijft het gewone leven van mensen die in de oorlog bezig zijn met overleven en door toevalligheden (en de liefde) aan “de verkeerde kant” terecht komen. Ook het Duitse perspectief op dwangarbeiders en het gewone leven in een bezet land vind ik interessant. En tenslotte zit er natuurlijk ook een archiefkant aan. Het leven van Adriana wordt gereconstrueerd op basis van de papieren in de koffer, maar ook op basis van onderzoek in het Stadsarchief Antwerpen.

Wat zie je als je belangrijkste uitdaging in de komende vijf jaar?
Wat ik zorgwekkend vind, is dat ik de indruk heb dat er bij de DIV-afdelingen van organisaties, steeds minder “archivarissen” komen. Daarmee bedoel ik niet zozeer mensen met een diploma archivistiek (al lijken dat er ook steeds minder te worden), maar eerder dat DIV-verantwoordelijken niet weten wat een archiefstuk is en wat een archiefstuk uniek maakt ten opzichte van andere informatie. Ik ben bang dat de overheid zich in de toekomst steeds minder zal kunnen verantwoorden. Verantwoordingsinformatie zit steeds minder in traditionele documenten en steeds meer in complexe database-systemen. En in veel gevallen zijn die vooral ingericht op “actualiteit” en niet op wat ik “historiciteit” noem. Je kunt wel de huidige situatie zien, maar niet hoe de situatie er een week, een maand, een jaar of tien jaar geleden eruit zag. En dan heb je dus geen archief meer.

Burgerlijke Stand
Naam: Ingmar Jacobus Hubertina Koch
Geboortedatum: 12 februari 1974
Huwelijk: Getrouwd met Hanneke, twee kinderen Tren (9) en Max (6)
Opleidingen: Nederlandse Taal- en Letterkunde (VU), Archiefwetenschap (UvA)
Functies: Consultant bij VBC, medewerker provinciale archiefinspectie & informatieadviseur bij Provincie Noord-Brabant
Hobby's: lezen en toch ook wel bloggen

8 opmerkingen: