Allereerst staan er verschrikkelijk lelijke zinnen in het boek, maar dat kan ook aan de vertaling liggen. (Wat zeker aan de vertaler ligt is dat het op een gegeven moment over New York als "de hoofdstad" gaat, of staat in het origineel echt "the capital"?)
Als het verhaal nou interessant was, zou die stijl nog niet zo erg zijn. (Pieter Steinz van de NRC beschreef die stijl trouwens als "poetisch (...) zonder zweverig te worden.")
Maar de thema's van de roman boeien me ook niet zo. Allereerst is speelt de poëzie van T.S. Elliot een grote rol. Behalve de titel van één gedicht, weet ik daar verder niets van, maar Cooley heeft me er ook niet 'warm' voor gemaakt. Een ander cruciaal thema van de roman zijn de verschillen tussen het Judaisme en Christendom ten aanzien van schuld, boete en verlossing. Aangezien ik echt helemaal geen religieus gevoel heb en religie vooral als cultuur en 'verhalen' interessant vind, ging deze fijnslijperij helemaal aan me voorbij.
Tenslotte werd "schuld en boete" uitgelegd aan de hand van de Tweede Wereldoorlog en om de een of andere reden, zat me dat vooral in het eerste deel niet lekker.
En uiteindelijk is de ontknoping ook nog heel voor de hand liggend en volledig uitgespeld.
Wat ik wel verbazingwekkend vind, is dat het Cooley blijkbaar heel veel moeite heeft gekost om de dichtregels van Eliot in haar roman te mogen gebruiken. Uit datzelfde stuk van Steinz:
Cooley vertelt dat het haar veel moeite heeft gekost om het recht te krijgen om dichtregels van Eliot ('geen leuk mens, maar wat een dichter') in haar boek te citeren. Ze werd van het kastje naar de muur gestuurd, vooral omdat het copyright op het werk van Eliot - in Amerika geboren en in 1927 tot Engelsman genaturaliseerd - in twee landen lag. 'Uiteindelijk mocht ik negentig regels gebruiken. Dat waren er minder dan in mijn manuscript, dus moest ik schrappen. Onnodig te zeggen dat het daardoor een beter boek is geworden; de personages citeerden misschien wel erg veel uit 'The Waste Land' en 'Four Quartets'.'
En de laatste regels uit dat stukje vind ik als archivaris dan weer amusant (maar let op de clou wordt er in verraden):
'Nee, van de T.S. Eliot-societies in de wereld heb ik geen protesten gehoord. Wel van de belangenvereniging voor archivarissen. In een discussiegroep op het Internet werd bezwaar gemaakt tegen het feit dat ik Matt de verboden brieven laat lezen en vernietigen. Dat zou een echte archivaris nooit doen!'
Helemaal mee eens! Wat een waardeloos boek is dat. We hebben het nog in de last staan, maar da's alleen als een soort waarschuwing om potentiële schenkers ervan te weerhouden het voor ons te kopen ('dat leek me nu zo'n leuk boek voor jullie!').
BeantwoordenVerwijderenHallo Ingmar en Hanneke,
BeantwoordenVerwijderenHet is inmiddels een paar jaar geleden dat ik het gelezen heb, maar ik vond het eigenlijk best een mooi boek.
Ik ben De Archivaris gaan lezen naar aanleiding van het lezen van de inaugurele rede van Ketelaar. Het waren de vragen die Ketelaar bij het bespreken / aanhalen van Martha Cooley's boek opwierp, die me nieuwsgierig maakten:
'Beweegt het belang van de levenden zwaarder dan dat van de doden? Wijkt het belang van historisch onderzoek voor privacy van levende personen? Wijkt de openbaarheid voor het ‘recht op vergeten’?' Archivalisering en archivering, p.9.
Misschien dat Cooley deze vraagstukken in de roman zelf niet goed uitwerkt - ik zou het boek opnieuw moeten lezen om daar een mening over te vormen, maar de vragen op zich zijn interessant om verder over na te denken toch?
@Sam Ik zal Ketelaar er nog eens op na slaan, want deze vragen worden door Cooley niet of nauwelijks beantwoord.
BeantwoordenVerwijderen