zondag 23 februari 2014

Schaduwarchieven: vernietiging en werkverschaffing

Destruction of Confidential and Secret Papers For the Admiralty during the Second World War A2195
Destruction of Confidential and Secret Papers For the Admiralty during the Second World War
Een van de redenen om een duplicaat van de bevolkingsadministratie te maken en de dubbelen van de akten van de burgerlijke stand in veiligheid te brengen, was dat bij een nieuwe bezetting beide bestanden "probleemloos" konden worden vernietigd. Interessant is dat de commissie Janssen in 1949 in eerste instantie besloot dat bij een vijandelijke inval "niet zou worden overgegaan tot vernietiging van de Bevolkingsboekhouding en van de Registers van de Burgerlijke Stand."
Anderhalf jaar later, in oktober 1950, ziet de commissie zich genoodzaakt, min of meer onder druk van leden van het voormalige verzet, dat standpunt te herzien:
In de loop van haar werkzaamheden is de Commissie evenwel gebleken, dat ten aanzien van dit punt zeer uitgesproken opvattingen bestonden, in het bijzonder in kringen van het voormalig verzet en voorts dat met name onder ambtenaren van de bevolkingsboekhouding, die in dat verzet een vaak belangrijke rol gespeeld hadden, de sterke overtuiging leefde, dat in tact laten van de bevolkingsadministratie onder dergelijke omstandigheden te enen male onverantwoord was.
Naar aanleiding daarvan heeft de commissie toen aan Graafland - het Hoofd der Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters - advies gevraagd en haar standpunt herzien. De eerste overweging daarbij was eigenlijk niet eens gebaseerd op het nut van het onbruikbaar maken van de bevolkingsadministratie. De "psychologische factoren" in de kringen van het voormalige verzet wogen zo zwaar dat het besluit om niet tot vernietiging over te gaan of moest worden herzien, of zeer grondig moest worden gemotiveerd. De commissie koos voor het eerste en stemde in met het voorstel van Graafland. In grote lijnen kwam dit plan neer op
het verzamelen van op één centraal punt, en copiëren, deels fotocopiëren van die delen der bevolkingsadministratie, die ten behoeve van de toekomstige reconstructie behouden moeten blijven. Het betreft hier het "archiefregister" en het z.g. "oude-archief". Aangezien het hier ten dele "levende" administraties betreft, zullen op het centrale punt een aantal ambtenaren aan het bijhouden daarvan moeten werken.
De copieën daarvan worden opgelegd in het buitenland.
Bij vijandelijke bezetting heeft totale vernietiging plaats en wel:
centraal, voor wat betreft het "oude archief"
plaatselijk, voor wat betreft de overige delen der bevolkingsadministratie, te weten het persoonsregisteren [sic], het woningregister en het archiefregister. Voor een toekomstige reconstructie zijn deze laatste niet nodig.
Graafland had zelfs al uitgewerkt dat het mogelijk zou moeten zijn om de 20.000.000 reproducties met 12 kopieerapparaten in 20 maanden te maken. Dit zou dan eenmalig 6.000.000 gulden kosten, met daarna een jaarlijkse kostenpost van Fl.100.000,-,
Tegelijkertijd plaatst Graafland hierbij een belangrijke kanttekening: voor het beste effect moesten vergelijkbare maatregelen genomen voor een dozijn andere administraties:
  1. de registers van de Burgerlijke Stand;
  2. de Kerkelijke bevolkingsregisters;
  3. de belastingadministratie;
  4. de dienstplichtregisters
  5. de registers van de zogenaamde A- en B-kaarten
  6. de registers der plaatselijke belastingen
  7. de registers der radio- en televisievergunningen;
  8. de Telefoonadministratie- en de telefoongidsen;
  9. de administratie der Post- Cheque- en Girodienst en de gidsen
  10. de administratie der sociale verzekeringen o.a.
    de Rijksverzekeringsbank
    de Raden van Arbeid
    de Pensioenfondsen (Rijks- en particuliere)
    de Ziekenfondsen
  11. de administratie van het Rijksarbeidsbureau
    en vele andere administraties.
Maar, zegt de commissie, het is niet alleen technisch onmogelijk om dit te realiseren, het zal administratief ook wel onaanvaardbaar blijken. En waarschijnlijk is vernietiging van alleen de bevolkingsadministratie ook al ingrijpend genoeg.
Uiteindelijk leidde dit rapport ertoe dat in 1952 alle gemeenten het archiefregister van het bevolkingsregisters lieten kopiëren.

Een van de conclusies die je zou kunnen trekken uit het boek van Mark Traa, is niet alleen dat de plannen die de Nederlandse regering na de oorlog maakte niet of nauwelijks uitvoerbaar waren. Traa suggereert ook - tussen de regels door - dat ambtenaren en bestuurders dat niet inzagen.
Wat ik in dit geval opvallend vind, is dat verschillende ambtenaren expliciet twijfelen aan de mogelijkheid om de bevolkingsregisters tijdig te vernietigenIn november 1950 twijfelde Graafland in een memo aan de SG  van - ik denk - Algemene Zaken of Justitie aan het besluit van de ministerraad om de bevolkingsregisters te vernietigen bij een vijandelijke inval.
Naar mijn vaste overtuiging zal het niet mogelijk zijn alle registers tijdig te vernietigen. Wanneer een aanvaller inderdaad zoals waarschijnlijk wordt geacht, bliksemsnel zal toeslaan, zullen degenen, die belast zijn met het beheer der bevolkingsregisters niet in de gelegenheid zijn zowel de "lopende" als de "oude" delen van die registers aan de greep van de overweldiger te onttrekken.; de te vernietigen hoeveelheden papier en carton zijn daarvoor te groot en de brandbaarheid van het dicht opeengepakt materiaal is daarvoor te gering. Zelfs in gemeenten van 5.000 zielen zal totale destructie veelal onmogelijk blijken.
En in maart 1953, als de reproductie van het archiefregisters grotendeels voltooid is, schrijft de "hoofdambtenaar ter beschikking van de SG van Justitie" Mr. Van West de Veer over de problemen met de voorgenomen vernietiging van persoonsgegevens.
Van groot belang voor het bepalen van hetgeen vernietigd moet worden, is de capaciteit van de vernietigingsmethodes.
Deze capaciteit is thans helaas nogal beperkt. Men heeft ovens en papiersnijders, doch met geen van beide middelen kan men eraan denken om in een dag enigszins omvangrijke dossier-verzamelingen aan te kunnen. Men zal zich met de thans voorliggende destructie-methodes moeten beperken tot kaartsystemen (om de vindplaatsen in de dossierverzameling moeilijker bereikbaar te maken) en tot zeer beperkte dossier-verzamelingen.
[...]
Zolang echter de vernietiging nog gedetermineerd wordt door de thans beschikbare beperkte destructiemiddelen, moet - zoals gezegd - het hier te geven voorstel ook blijven binnen het kader van vernietiging van niet omvangrijke kaartsystemen en zeer beperkte dossier-verzamelingen.
De Secretaris-Generaal was het blijkbaar niet eens met deze constatering:

In Nederland is het gelukkig nooit nodig geweest om archieven op een dergelijke grote schaal te vernietigen, maar de gebeurtenissen in Oost-Duitsland aan het eind van 1989, laten zien dat de bedenkingen van Graafland en Van West de Veer reëel waren:
Toen eind 1989 bleek dat het DDR-regime binnen afzienbare tijd zou bezwijken, begon men bij de DDR-Staatssicherheit (Stasi) heimelijk het omvangrijke archief te vernietigen. Hiervoor werden speciale "vochtschredders" of Kollermaschine gebruikt, die de papieren verscheurden en daarna met water vermengden om een onreconstrueerbare papierpulp te maken.
Al snel bleek dat de capaciteit van de beschikbare Kollermaschine niet voldoende was om alle dossiers te vernietigen:
Die Stasi-Mitarbeiter begannen deshalb, Dokumente in großer Zahl per Hand zu zerreißen, um die Schnipsel anschließend in Garagen und Höfen mit Wasser zu übergießen und zu einem Papierbrei zu verstampfen oder in Papiermühlen abfahren zu lassen. Daneben wurden Akten in gewöhnlichen Reißwolfanlagen geschreddert oder in Heizöfen oder auf Müllhalden verbrannt.
Toen de Oost-Duitse burgers in de gaten kregen dat de Stasi alle bewijzen van zijn verleden aan het vernietigen was, werden de Stasi-kantoren bestormd en bezet:
Die aufgebrachten Bürger stoppten das Vernichtungswerk, so dass noch tausende Säcke mit vorvernichteten, also zerrissenen, aber noch nicht endgültig beseitigten Materialien gerettet wurden. Als Erbe der Friedlichen Revolution verblieben so über 15.000 Säcke zerrissener Materialien in der Obhut der Stasi-Unterlagen-Behörde.
Het verbazingwekkende aan de notitie van Van West de Veer is echter dat er na de constatering dat het praktisch onmogelijk is om veel te vernietigen in korte tijd, een tien-pagina's lange opsomming volgt van nog 24 categorieën gevoelige informatie die het Ministerie van Justitie in beheer had. Hij besluit dan ook met de opmerking dat een dergelijke grootschalige operatie alleen inderdepartementaal kan worden opgelost.
Dat laatste bleek echter op dat moment niet opportuun. Begin 1954 liet Secretaris-Generaal Josephus Jitta zijn "hoofdambtenaar ter beschikking" weten dat de voorstellen uit de memo op grote tegenstand in de ministerraad zouden stuiten en dat hij het onderwerp liet rusten.
Josephus Jitta had namelijk contact gehad met Graafland en wat bleek:
De heer Graafland herinnert er aan, dat de maatregelen met betrekking tot de bevolkingsadministratie eerst na lange weerstand door de Ministerraad aanvaard zijn. Het motief, dat in deze de doorslag gegeven heeft is niet gelegen in de argumenten, waarop het destijds gedane voorstel steunde, maar hoofdzakelijk in de werkgelegenheid, die daarmede voor een aantal werkeloze kantoorbedienden kon worden geschapen.
De hele kopieer-operatie van 1952 was eigenlijk een vorm van werkverschaffing geweest!

Gerelateerd
Eerdere blogs over schaduwarchieven
De Knipselmachine

Bronnen
NL-HaNA, BiZa Binnenlands Bestuur en Kabinet, 2.04.87, inv.nr. 6417
NL-HaNA, Kabinet Minister-President, 2.03.01, inv.nr. 11647

Plaatje
Beadell S J (Lt), Royal Navy official photographer [Public domain], via Wikimedia Commons

2 opmerkingen:

  1. Leuk geschreven artikel! Wel grappig om te lezen hoe ze de vroegere archivering in stand hebben gebracht. Lijkt een flinke klus te zijn geweest voor de vrouwen, de foto spreekt boekdelen!

    BeantwoordenVerwijderen