dinsdag 13 juli 2010

archive 2020

Een tijdje geleden schreef ik over archive 2020 - Sustainable archiving of born-digital cultural content van Virtueel Platform dat het ironisch genoeg amper geschikt was om van het beeldscherm te lezen. Michel Langendijk van Virtueel Platform stuurde me daarop een e-mail met de vraag wat er dan aan schortte. Toen ik aangaf dat het pdf-bestand in kolommen opgemaakt was, waardoor ik steeds moest scrollen, bleek dat er ook een "single page-pdf" was. Vol goede moed ben ik toen in die nieuwe versie begonnen, maar om de een of andere reden lukte het me niet om mijn aandacht er bij te houden.
Tegelijkertijd had Michel aangeboden me een papieren exemplaar van het boekje toe te sturen. Dat kreeg ik afgelopen week en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen, de papieren representatie is veel makkelijker te lezen dan de digitale versies. Het zal toch wel iets met lettertype, -dikte en pagina-opmaak te maken hebben.
Hoewel het boekje volgens mijn tunnelvisie-definitie niet over archief en archiveren gaat, is het wel heel interessant. Het gaat namelijk niet over digitale A4-tjes, maar over echt digitale verschijningsvormen.

Zen and the art of database maintenance
Zo beschrijft Martine Neddam de obstakels waar zij tegen aan loopt bij haar internet-kunst. Neddam creĆ«ert virtuele karakters die zo veel mogelijk autonoom op het net bestaan: zie bijvoorbeeld Mouchette of David Still. Haar problemen lopen van het verlopen van domeinnamen, via het niet functioneren van MySQL-servers, het Fonds BKVB dat online inzendingen niet accepteert, alles moet op een cd-rom staan en het probleem van "worms" tot de vraag of de spam die ze ontvangt nu wel of geen deel uitmaakt van het kunstwerk.
In andere hoofdstukken wordt de algemene problematiek van duurzame toegankelijkheid beschreven (Rock, paper, scissors and floppy disk) en wordt de toekomst van de gedrukte media beschreven (Print out the internet). In dat laatste hoofdstuk zegt Florian Cramer:
Maybe the best and most stable archive is one that is stored on a self-contained medium. Print out the Internet. Why not? In a way, it is just as much an analogue storage method as a magnetic platter, with the advantage that paper is less prone to being erased than a magnetic platter. If I walk into a server room with a powerful magnet all the data could be erased, but if I do the same in a library nothing happens. Of course, it might rain in a library, or there may be acid, or fire. But can we think of self-contained archival media that are encoded in such a way that it becomes easy to translate it back into digital information? Think, for example, of a metal or plastic disc with holes, resembling the working of a CD-ROM but without its fragility. We need to think outside the old categories of analogue and digital media to get beyond these issues. (archive 2020, 3.4)
Daarna volgen twee hoofdstukken die ik niet zo interessant vond (Do it yourself: distributing responsibility for media-arts preservation and documentation en Visibility, distributionand memory through networks and collaboration.)
De twee daarop volgende hoofdstukken zijn wel weer interessant, omdat ze gaan over de manier waarop gebruikers een digitaal "object" beleven en hun invloed op het functioneren daarvan. In Oral history and the audience of media art beschrijft Lizzie Muller dat technieken en methoden die gebruikt worden bij oral history-projecten gebruikt zouden moeten worden om de "publieksbeleving" vast te leggen. In de theorie over media-kunst wordt sterk de nadruk gelegd op de rol van de toeschouwers, omdat ze in veel gevallen beter "deelnemers" genoemd kunnen worden. Maar de ervaringen van de deelnemers worden zelden vastgelegd. Het idee erachter is eigenlijk om vast te stellen of de doelstellingen van de kunstenaar, die vaak wel expliciet vastgelegd worden, ook bereikt worden bij het publiek.
Our strategy was to emphasise the dialogue between the ideal, conceptual existence of the work, and its actual manifestation through different iterations and exhibitions in the real world. Maintaining this tension between the real and the ideal allowed us to articulate the relationship of experiential material in the broader archival context.(archive 2020, 6.5)
Ik moest hierbij denken aan de alsmaar voortdurende discussie over het al dan niet maken van kleurenreproducties bij de vervanging van archiefstukken. Heeft iemand eigenlijk al eens 'veldonderzoek' gedaan naar de vraag wanneer gebruikers (ambtenaren en onderzoekers) een archiefstuk niet meer als 'authentiek' accepteren?
Serious archiving, preserving the intangible by capturing processes gaat over het vastleggen en bewaren van spelletjes. Geen simpele spelletjes zoals PacMan, maar spellen als World of Warcraft of Farmville. Je kunt deze spellen niet 'archiveren' door het ze als 'softwareobject' te bewaren, deze spellen worden vooral gemaakt door de deelnemers. Jeroen van Mastrigt legt het probleem uit aan de hand van een actueel voorbeeld:
How do you save a football game? You can save the rules of the game and even film a match while it is being played. Furthermore, you can now use technology to capture all kinds of data about the game, for example, by placing sensors in the shoes of the players and the ball, and save it in a different way. But what do these recordings and saved data reveal about the types of experiences the players had? With the aid of information technology like sensors we can save more data about performances than we could previously, but not the performance itself. (archive 2020, 7.4)
Het bijzondere is dat Van Mastrigt (bewust of onbewust) aansluit bij het Australische "performance model" waarin expliciet gesteld wordt dat digitale archiefstukken alleen bestaan door een samenwerking van data (het bestand) en technologie (hard- en software). Het NAA noemt het resultaat van de combinatie van data en hard- en software een "performance" (voorstelling) omdat dit iedere keer als een gebruiker het archiefstuk wil 'zien', opnieuw gemaakt (opgevoerd) moet worden. Het bewaren van digitale archiefstukken betekent dat je er naar moet streven de "essence" van de voorstelling:
(...) neither the source nor the process need be retaind in their original state for a future performance to be considered authentic. As long as the essential parts of the performance can be replicated over time, the source and process can be replaced. (An Approach to the Preservation of Digital Records, p.11) 
Het laatste hoofdstuk uit archive 2020 is een samenvatting van de voorlopige resultaten van De digitale feiten. Een van de uitkomsten van het onderzoek is dat musea en andere culturele instellingen amper onderscheid maken tussen gedigitaliseerd en digitaal ontstaan materiaal.
This seems to be linked to the fact that many collections include both digitised analogue material and born-digital material, while both types of material appear to be managed in the same systems. Is it possible that most of the institutes involved in the study concentrate on material that strongly resembles digitised analogue material? Or is the management and preservation of born-digital cultural her-itage – in the strictest sense, material that does not lend itself to being converted to an analogue form – too complex? Is the interest in this still too limited? (archive 2020, 8.2)
Ik denk dat de meeste instellingen bij "digitaal cultureel erfgoed" vooral denken aan digitale variaties op wat ze al kennen uit de analoge wereld. Digitale A4-tjes als het gaat om archieven, digitale schilderijen als het gaat om kunstmusea. Het mooie van archive 2020 is dat er in duidelijk gemaakt wordt dat digitaal erfgoed meer, complexer en misschien wel interessanter is dan wij denken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten